Van oude mensen….

Mijn oma als  jonge vrouw. Ze zal hier ergens in de twintig zijn, ik denk dat ze nog niet getrouwd waren. Had ze opa al ontmoet?

Ik denk dat ik haar neus heb en ik weet dat ik ook zo serieus kan kijken.  Bij mij is de reden dat mijn gezicht op die manier makkelijk staat. Oma had een wat ander karakter. Moeilijker denk ik. Misschien had haar gezichtsuitdrukking op deze foto daar iets mee te maken. Of misschien mocht ze niet lachen van de fotograaf. Dat had je in die tijd.

Haar ogen staan verdrietig, maar er is nog wat anders. Hoop, vastberadenheid?

Ik vind het wel een mooie foto. Hij vertelt over een leven dat nog geleefd moet worden, een wereld die nog open ligt.

Ik moest aan oma denken toen ik deze week op bezoek was bij de Alblashof. Ons plaatselijke verzorgingsthehuis. Twee zorginstellingen hebben daar intramurale -daar hebben we de eerste vakterm, de betekenis is  ‘de zorg vindt plaats binnen de muren van de instelling’- voorzieningen voor onder andere dementerenden. Ik heb u eerder verteld dat oma aan het einde van haar leven ook was opgenomen. Op het einde had ze geen idee meer wie wie dan ook was en begroette ze ons met ‘dag lieve kind’, om dat te verbloemen.

De mensen die ik deze week ontmoette, verzorgenden, leidingevenden, maar ook de cliënten zelf, zitten in een andere situatie dan mijn oma destijds. ‘De zorg verandert’, zeggen we, maar iedereen weet dat dat ook betekent dat er minder snel en minder uitgebreid geïndiceerd wordt. We gaan toe naar extramuralisering- wat dus logischerwijs betekent dat de zorg búiten de muren van de instelling plaatsvindt. Wonen en zorg zijn gescheiden en mensen blijven zolang en zoveel mogelijk zelfstandig wonen.

Dementerenden die zelfstandig wonen in een samenleving die daar niet echt meer aan gewend is. Dat betekent nogal wat.

Instellingen moeten hun expertise verleggen naar het thuis helpen van mensen en er op voorbereid zijn dat de mensen die wel in de instelling komen zwaardere zorg nodig hebben. Er wordt meer gevraagd van de mensen zelf én van degenen om hen heen. Families en andere sociale verbanden zoals de buren, wijkvereniging, de kerk, het buurtcentrum en de bridgeclub worden steeds belangrijker. En er komt steeds meer neer op mantelzorgers.

Aan gemeenten de taak om te zorgen voor algemene voorzieningen zoals bijvoorbeeld de ondersteuning en waardering van mantelzorgers, clientondersteuning en laagdrempelige voorzieningen waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Wat daar de precieze gevolgen van zijn, kunnen we nu echt nog niet overzien en hangt van een heleboel factoren af, niet in de laatste plaats van de manier waarop invulling wordt gegeven aan het hele idee van de participatiesamenleving.

Natuurlijk blijven er wel degelijk indicaties worden uitgegeven. Er zullen in de Alblashof waarschijnlijk nog lange tijd mensen intramuraal zitten. De samenleving kan de ergste gevallen van dementie niet zelf opvangen. Mijn oma had ook in de nieuwe situatie uiteindelijk niet thuis kunnen blijven wonen. Misschien in het begin, als het thuis beter geregeld was geweest en mijn moeder heel goede mantelzorgondersteuning had gehad. Maar op het eind niet meer. Ze wist niets meer.

De mensen in de Alblashof deden me denken aan oma. Mensen die zo afhankelijk zijn van zorg dat ze dát niet eens meer weten. Mijn oma dacht volgens mij dat al die mensen er gewoon waren om haar het leven wat makkelijker te maken. Af en toe beoordeelde ze ze ook. Het eten was gelukkig altijd ‘keurig’, wat dat ook mocht betekenen.

De verzorgenden en medewerkers vonden dat niet erg, die wisten hoe mijn oma was. En ik denk dat zij ook beseften dat mijn oma ooit de vrouw was die op bovenstaande foto stond. Dat zij niet zorgden voor de zoveelste dementerende bejaarde maar voor iemand die ook ooit nog een leven voor zich had.

Als we het hebben over veranderingen in de zorg, de nieuwe WMO, extramuralisering, indiceringen, algemene voorzieningen, clientondersteuning, dan hebben we neiging het vooral bij al die technische termen te houden en bij cijfers.

Daarom deze foto. Omdat al die techniek niet de essentie is en je met beleidsplannen geen mensen verzorgt.