Meelopen

imageDe avondvierdaagse? Ehm, nou….eh ja. Vroeger. Ik moet de medailles nog ergens hebben denk ik. En in die tijd liep je gewoon mee omdat het moest. Niet dat ik het niet leuk vond -eigenlijk herinner ik me vooral dat je de hele route aan het spelen was- maar er is bij mij als klein meisje geen bewust keuzemoment geweest om met de avondvierdaagse mee te doen. De juf zei dat we dat gingen doen en dat was dat.

Hoe anders nu. Mijn dochter was de eerste. “En als je er dan bent krijg je een medaille en papa mag ook mee.” Waarop mijn man een ietwat scheef gezicht trok en zijn agenda voor de avonden begon leeg te vegen. Mijn zoon sloeg aan op de medaille. “Een gouden?” Hij is het blondejongetjesequivalent van een ekstertje en ik verdenk hem ervan ergens een schatkistje te verbergen. Voor hem is alles goud wat er blinkt. Hij komt er nog wel achter dat niet alles schittert wat goud is. Maar een medaille is wel cool natuurlijk. Een dat is dan weer een woord dat ik als moeder van hem best wel mag gebruiken.

En dus togen we voor het eerst naar de avondvierdaagse. Die ik als wethouder al een keer had ‘weggetoeterd’, maar nog nooit als ouder-van-deelnemer had meegemaakt. Pas dan valt op hoe veel en hoe druk en hoe soepel. En ga je erover nadenken wat dat wel niet moet betekenen voor een organisatie die volledig draait op vrijwilligers maar wel de verantwoordelijkheid heeft honderden mensen op een veilige en vooral leuke manier door Alblasserdam te laten wandelen. En dat dat dan nog lukt ook. Cool toch? Ik heb nog steeds permissie dat woord te gebruiken en het past hier. Onwijs gaaf dat die vrijwilligers dat doen. En die uitdrukking was in zwang toen ik als kind meeliep, dus die mag ik ook gebruiken.

De eerste avond regende het. Het kleine meisje liep met haar vader en kwam blozend van regen en enthousiasme terug. “We hebben in de plassen gestampt”, liet ze me vrolijk weten terwijl ik haar schoenen zodanig probeerde neer te zetten dat ze het beetje zon dat de volgende dag zou gaan schijnen zouden kunnen vangen. Zoonlief had het ook leuk gehad, maar de medaille was die avond toch wel zijn allergrootste en noodzakelijke motivatie geweest.

De tweede en de derde avond deed het weer iets meer wat je van het weer rond deze tijd verwacht. Er werd gelachen, gezongen, gerend en gedanst. Ouders praatten over hun kinderen. Of ze naar een nieuwe klas gingen en wat voor zorgen en verwachtingen ze daarbij hadden. Er werd verteld over op welke verenigingen kinderen zitten en hoe leuk het daar wel niet is. Alleen al op basis van de avondvierdaagse zullen verschillende sportclubs hun ledenbestand zien stijgen.

De vierde avond stond in het teken van van het defilé en van het onweer dat roet in het eten dreigde te gooien. De organisatie kreeg het voor elkaar de mensen iets harder te laten lopen en zorgde voor een evenement dat werkelijk het ‘vier’ in avondvierdaagse stopte. Een feest. Zeker voor een klein meisje dat niet wist wat haar overkwam toen haar opa en oma, oom en tante, neven én de juf langs de kant stonden en haar zomaar snoep gaven. Zoonlief had eindelijk zijn medaille. “Zilver, ook goed.”

Wij gingen tevreden naar huis en ik dacht nog na over de huidige situatie in de wereld en hoe weinig het voor komt dat mensen de tijd nemen om onder het genot van een wandelingetje eens goed met elkaar te praten en hoe goed het zou zijn om dat vaker te doen. En dat je dan voor het goede gesprek een medaille zou kunnen krijgen. Gewoon omdat je contact met elkaar hebt gehad, nieuwsgierig naar elkaar bent geweest en elkaar beter bent gaan begrijpen. Een gouden medaille natuurlijk. Dat wel. Cool.